
De wereld is ontworpen voor mensen met een gemiddelde lengte. En gemiddeld betekent ergens tussen de 1.70 en 1.85 meter. Maar wat als je daar nét onder zit? Maar wat als je de 1.60 meter niet haalt? Dan merk je pas hoeveel uitvindingen er zijn waar jij eigenlijk niets aan hebt.
Want hoe handig sommige dingen ook lijken op papier, voor kortere mensen zijn ze vaak een dagelijkse ergernis. Niet omdat ze niet werken, maar omdat ze simpelweg niet met jouw lengte rekening houden. Hieronder vind je tien uitvindingen die misschien ooit goed bedoeld waren, maar in de praktijk vooral frustrerend, onhandig of ronduit nutteloos zijn als je onder de 1.60 bent.
1. Hoge Keukenkastjes
Het klinkt als een luxe: veel kastruimte in de keuken. Maar als je onder de 1.60 bent, verandert die bovenste rij kastjes in iets onbereikbaars. Het zijn geen praktische opbergplekken, maar eerder permanente opslagzones voor spullen die je “nog eens nodig denkt te hebben” en vervolgens nooit meer terugziet. Een pak pasta achterin die je drie jaar later terugvindt tijdens een grote schoonmaak? Check. Een weckpot die alleen met gevaar voor eigen leven naar beneden komt? Dubbel check.
Het gevolg is dat je altijd een krukje in de buurt moet hebben. Of een stoel, of een partner van 1.85. Het is gewoon gek dat zoiets simpels als opbergruimte zó ontoegankelijk kan zijn. En toch doen we er niks aan.
2. Spiegels op publieke plekken
Of het nou in een toilet is, in een sportschool of bij een bushokje: spiegels zijn bijna nooit gemaakt voor mensen onder de 1.60. Je loopt naar de spiegel om te checken of er nog lippenstift op je tanden zit, en het enige dat je ziet, is je voorhoofd. Of erger: alleen je haargrens.
Het is een kleine, maar dagelijkse confrontatie met hoe ontwerpers simpelweg niet aan jou gedacht hebben. En dus moet je op je tenen gaan staan, of in de spiegel kruipen, of gewoon gokken of er nog een vlek op je wang zit. Niks mis mee, maar handig is anders.
3. Automatische zeepdispensers die je compleet negeren
Je staat met natte handen onder een hypermoderne sensorzeepdispenser. Je beweegt je hand. Niks. Je beweegt hem iets hoger. Nog steeds niks. Pas als je je arm bijna op schouderhoogte steekt, komt er een zielig straaltje zeep uit.
Sensoren worden vaak afgesteld op ‘gemiddelde’ gebruikers. En dat betekent meestal: mensen van minimaal 1.70. Voor iedereen daaronder is het een onzichtbaar gevecht met technologie die je niet ziet staan. Letterlijk. Je voelt je net een kind dat met zijn hand onder de kraan staat te zwaaien terwijl niemand helpt.
4. Bovenste bagagerekken in treinen en vliegtuigen
Een korte citytrip, een weekendje weg of gewoon een treinrit naar je werk: je neemt een tas mee, stopt die netjes in het bagagerek en dan begint het. Want dat rek hangt dus op een hoogte waar je nét niet goed bij kan. Iets erin leggen lukt nog met een beetje goede wil, maar het eruit halen? Dat is acrobatiek.
Of je wacht tot iemand langskomt om je tas voor je te pakken. Of je moet erop klimmen als een soort menselijke kat. En de kans dat je een tas op je hoofd krijgt bij het naar beneden halen is aanwezig. Bagagerekken zijn handig, maar absoluut niet gemaakt met korte mensen in gedachten.
5. Statafels die alleen werken als je lange armen hebt
Feestje? Borrel? Netwerkevent? Grote kans dat je moet staan aan een statafel. Gezellig, toch? Totdat je merkt dat die tafel zich op borsthoogte bevindt. Je glas wijn staat ergens op een plek waar je net bij kan als je je arm strekt, en het gesprek met anderen voer je terwijl je tegen hun sleutelbeen praat.
Je kunt er niet op leunen, je kunt er amper iets op leggen, en je voelt je eerder een kind bij een bar dan een volwaardige volwassene. Staand drinken is prima, maar dan wel aan een tafel waar je zonder klimpartij iets op kunt zetten.

6. Doorkijkglaasjes en intercoms die niet weten dat jij bestaat
Er wordt aangebeld. Je loopt naar de deur en wilt even snel kijken wie er staat. Maar het kijkgaatje zit natuurlijk op standaardhoogte maar op ongeveer 1.65 tot 1.70. Niet onmogelijk hoog, maar nét genoeg om je op je tenen te moeten strekken of scheef tegen de deur aan te leunen als een soort menselijke flamingo.
En dan hebben we het nog niet over moderne intercomsystemen. Die hangen in flats vaak op dezelfde hoogte als je schouder of je voorhoofd. De camera ziet dan niet jouw gezicht, maar je kruin of je neusgaten. En als jij degene bent die aanbelt, dan zie je jezelf terug als een soort vage schim onderin het beeld. “Hallo? Is daar iemand?” vraagt de bewoner. “Ja, hier beneden!” antwoord jij, terwijl je springt of hurkt om een beetje in beeld te blijven.
Het idee van een deurbel met camera of een kijkgaatje is veiligheid en gemak. Maar als je onder de 1.60 bent, wordt het vooral een uitdaging in lichaamsbalans en improvisatie. Je krijgt bijna zin om een krukje aan je sleutelbos te hangen.
7. Kleedkamerhaken waar je kleding aan wilt hangen
Je staat in een paskamer met vijf kledingstukken over je arm. Klaar om te passen. Maar dan blijkt de enige haak zich op een hoogte te bevinden die voor jou bijna net zo onbereikbaar is als de top van een vlaggenmast. Je probeert het alsnog. Springt. Mist. Probeert het nog eens. Uiteindelijk leg je alles maar op de grond of over het deurtje.
Het is zo’n klein detail dat het verschil maakt. Een extra haak op 1.50 hoogte zou al wonderen doen. Maar nee, ontwerpers blijven denken vanuit lengte, niet vanuit gebruik.
8. Autostoelen die gemaakt zijn voor mensen met lange benen
Je stapt in een huurauto of een leenauto van een vriend en je verdwijnt bijna in de stoel. De pedalen zijn net te ver weg. Het stuur zit te hoog. De spiegel geeft je uitzicht op de hemel of de hoofdsteun. En het dashboard voelt ineens als een muur.
Moderne auto’s hebben instelbare stoelen, maar de basispositie is vaak zo ver naar achteren afgesteld dat je je meteen afvraagt of deze auto überhaupt voor mensen is bedoeld onder de 1.65. En als je eindelijk alles goed hebt ingesteld, moet je bij het uitstappen weer helemaal opnieuw beginnen.
9. Concerten waarbij je alleen haar ziet
Je gaat naar een optreden. De sfeer is goed. De muziek is top. Maar je ziet… niks. Het podium? Verstopt achter rijen mensen met brede schouders. De zanger? Misschien af en toe een arm. En zodra iemand een telefoon omhoog steekt om te filmen, is jouw zicht voorgoed verdwenen.
Je kunt springen. Of naar de rand schuiven. Of hopen dat je bij het volgende concert een verhoging vindt. Maar eerlijk is eerlijk: als je onder de 1.60 bent, zijn veel concerten visueel gezien gewoon niet te doen. En dat terwijl je er net zo hard voor betaald hebt als die kerel van twee meter voor je.
10. Koffiezetapparaten die je niet kunt openmaken
Veel keukenapparaten, zeker de wat grotere, hebben een klepje of deksel dat je omhoog moet doen. Denk aan blenders, koffiemachines of keukenmachines. Prima… tenzij je niet op de juiste hoogte bent. Dan zie je niet wat je doet, of komt de deksel niet eens goed open omdat je er vanonder tegenaan kijkt.
Het gevolg: knoeien met koffie, geklungel met bonen, en vlekken die voorkomen hadden kunnen worden als iemand even nagedacht had over wie deze apparaten nog meer gebruiken.
De wereld op krukhoogte
Het is grappig en irritant tegelijk: veel dingen die ontworpen zijn voor gemak, worden voor kortere mensen juist onhandig. En natuurlijk, je leert ermee leven. Je hebt een krukje in huis, je kent de beste plek bij een concert, en je weet inmiddels hoe je tassen uit rekken slingert zonder hulp.
Maar toch zou het fijn zijn als ontwerpers soms even stil zouden staan bij het simpele feit dat niet iedereen even lang is. Want met een kleine aanpassing wordt een nutteloze uitvinding ineens weer gewoon… handig.