Wanneer begon jij ineens als je ouders te klinken?
Het gebeurt niet in één keer. Er is geen alarmbel die afgaat, geen officieel moment waarop je de grens oversteekt. Maar op een dag hoor je jezelf iets zeggen en denk je: hé, dát zei mijn vader vroeger ook. Of je betrapt jezelf op het mompelen van een opmerking tijdens het journaal, terwijl je met een dekentje over je benen op de bank zit. En je weet… het is zover.
Je bent begonnen aan de onvermijdelijke overgang naar de ‘ik-klink-ineens-volwassen-en-ik-weet-niet-hoe’ fase. Geen zorgen, je bent niet alleen. Dit zijn 10 uitspraken die vrijwel iedereen op een gegeven moment automatisch begint te gebruiken, vaak zonder het zelf door te hebben. Tot nu dus.
“Dinges”
Als je ouder wordt, kom je vaker even niet meer op bepaalde woorden. Je weet precies wat je bedoelt, maar het woord blijft nét buiten bereik. En dus zeg je: “Dinges.”
Of: “Pak je even dat… nou ja, die… eh… je weet wel.” Je huisgenoten kijken je vragend aan, jij wijst wat hulpeloos en hoopt dat iemand begrijpt dat je “de afstandsbediening” bedoelde. En met namen wordt het nog erger. Je noemt eerst de namen van je drie kinderen, dan je neef en uiteindelijk ook nog de buurman, vóór je bij de juiste naam uitkomt. Het hoort er allemaal bij. En gelukkig weten de mensen om je heen meestal wél wie of wat je bedoelt.

“Vroeger was alles beter”
Je zegt het met een zucht. Misschien als reactie op een slecht liedje op de radio. Of als je weer een nieuwe social media-app ziet waar je níet aan mee wil doen. Of als je ontdekt dat kinderseries van nu geen beginliedje van twee minuten meer hebben, maar slechts een TikTok-dansje van vijf seconden.
Je zegt het half als grap, maar ook een beetje serieus. Want vroeger wáren de chips krokanter, de zomers langer en had je gewoon vier zenders op tv, en dat was genoeg. Was het echt beter? Niet per se. Maar het voelde wel simpeler. En dus hou je het erbij. Vroeger was alles beter. Punt.
“Ik trek het gewoon niet meer tot laat”
Deze komt vaak na één avondje ‘even doorhalen’. Je denkt: ach, nog één drankje, ik ben tenslotte geen bejaarde. En dan komt de volgende ochtend. Alsof je bent overreden door een vrachtwagen vol energiezuigers. Je bent nog tot woensdag aan het bijkomen van een zaterdagavond die eindigde om half één.
En dan komt het moment. Je zegt het. “Ik trek het gewoon niet meer tot laat.” En met “laat” bedoel je dus eigenlijk alles ná 22:00. Je weet: je hebt de club verlaten. Letterlijk en figuurlijk.
“Doe maar normaal, dan doe je al gek genoeg”
Dit is de ultieme nuchtere dooddoener. Meestal uitgesproken als iemand nét iets te expressief doet, of iets geks aantrekt, of zichzelf probeert uit te drukken op een manier die jij… ongemakkelijk vindt.
Je bedoelt het meestal goed. Je wil rust, overzicht, minder gedoe. Maar je weet ook: dit is precies wat je ouders vroeger tegen jou zeiden toen jij een neonkleurige broek droeg en dacht dat Eminem je spirit animal was. En nu zeg jij het. Zonder knipperen.
“Als je niks doet, gebeurt er ook niks”
Het klinkt als een motivational quote, maar dan op z’n Hollands. Nuchter, direct en zonder veel poespas. Je gebruikt het bij kinderen, collega’s of jezelf als je weer drie dagen hebt uitgesteld om iets te regelen.
Deze zin is zo’n typisch geval van ‘waarheid als een koe’, maar ook een beetje passief-agressief. Hij hangt ergens tussen advies en mopperen in. En als je ’m hoort uit je eigen mond komen, denk je: wow. Dit heb ik letterlijk in m’n jeugd dertig keer gehoord. En toch… je zegt het. Want het klopt. Helaas.
“Daar ben ik te oud voor”
Deze uitspraak dient meerdere doelen. Hij beschermt je tegen alles wat energie kost. Festivals, shotjes, TikTok, nachtmerries over escape rooms. Je gebruikt ’m als afweermechanisme én als gegronde reden om lekker thuis te blijven met thee en een dekentje.
“Daar ben ik te oud voor” is eigenlijk een heerlijk excuus. Want niemand gaat er tegenin. Niemand zegt: jawel hoor, kom gewoon mee naar dat technofeest met starttijd 02:00. Nee, iedereen knikt. Begrijpend. Want ze zeggen het zelf ook. Of ze denken het. En dat is goed genoeg.
“Wéér regen…”
Deze komt automatisch zodra je naar buiten kijkt. Je zegt het met de stem van een doorgewinterde weerman, terwijl je je jas dichtdoet of het weerbericht checkt alsof je een boer bent met zes hectare weiland.
Vroeger regende het ook, maar toen maakte je er niet zo’n punt van. Nu voel je je persoonlijk geraakt door iedere druppel. Je moppert, fronst, en maakt een kleine analyse van hoe vaak het ‘de laatste tijd’ wel niet regent. En ja hoor: het is altijd meer dan vroeger. Toch?
“Het is al half tien joh!”
Je zegt het met oprechte verbazing. Want je hebt het idee dat het pas nét acht uur was. Maar ineens is het laat. Heel laat. Half tien! Hoe is dat gebeurd? De avond vliegt voorbij. Of je lichaam werkt gewoon niet meer op dezelfde manier als toen je twintig was.
Deze uitspraak komt vaak in combinatie met een geeuw, het opzetten van sloffen en de mededeling dat je “zo even lekker naar bed gaat”. Want morgen is er weer een dag. En dan gaat de wekker gewoon weer om 7 uur. Al hoeft dat niet eens. Je wordt toch vanzelf wakker.
“Even zitten hoor”
Je zegt het terwijl je in een stoel ploft alsof je net een marathon hebt gelopen. En het enige wat je hebt gedaan is de tuin omgespit, de was opgevouwen of drie trappen beklommen. “Even zitten hoor” is geen verzoek, maar een aankondiging van herstel.
En niemand kijkt er meer van op. Want als je dit zegt, ben je in de fase waarin ‘even zitten’ niet meer optioneel is, maar onderdeel van het leven. Je lichaam vraagt het. Je knieën eisen het. En jij gehoorzaamt.

“Ik bén niet chagrijnig, ik ben gewoon moe”
Deze komt meestal als reactie op iemand die vraagt of alles wel goed gaat. Jij denkt van wel. Je bent gewoon stil. Je zit een beetje voor je uit te staren, en je zegt niks. En dat is precies het moment waarop iemand zegt: “Je kijkt zo chagrijnig.”
En dan komt het. “Ik bén niet chagrijnig. Ik ben gewoon moe.” Het is geen verdediging, het is een feit. Je hoeft niks uit te leggen. Je wilt alleen rust. Geen gesprek, geen analyse. Gewoon een paar minuten zonder vragen. En als dat chagrijnig is, dan is dat maar zo.
Je merkt het niet altijd meteen. Maar op een dag hoor je jezelf dingen zeggen die je ouders ook zeiden. Je schrikt even. En dan lach je. Want het is ergens ook wel geruststellend. Blijkbaar kom je in een fase waarin herkenbaarheid troost geeft.
En eerlijk is eerlijk: sommige van deze uitspraken zijn gewoon verdomd handig. Ze passen precies bij hoe je je voelt. En dat is ook wat waard.
Dus ja: vroeger was alles misschien beter. Maar nu… nu kun je op je gemak klagen over het weer, vroeg naar bed en met een gerust hart zeggen dat je “even gaat zitten”. En dat is eigenlijk best lekker.