De Romeinse goden vormden het hart van de samenleving. Ze regelden echt alles. Het weer, oorlog, liefde, oogst, geluk, zelfs of je links of rechts moest afslaan. Geen grap. Iedereen wilde de goden tevreden houden en daarom werden er tempels gebouwd, feesten gevierd en offers gebracht tot ver in het Romeinse Rijk. Maar wie waren deze goden eigenlijk? En waarom deden de Romeinen zo hun best om hen te vriend te houden? Tijd om erachter te komen.
1. De Romeinen leenden hun goden van de Grieken
Veel Romeinse goden lijken verdacht veel op Griekse goden. Dat komt omdat de Romeinen simpelweg een groot deel van de Griekse mythologie hebben overgenomen. Jupiter komt van Zeus, Venus van Aphrodite en Mars van Ares. De Grieken hadden de verhalen, de Romeinen gaven eraan een praktische draai. Alles werd iets zakelijker en vooral iets machtiger gemaakt. De goden werden ook gekoppeld aan de politieke macht. Daardoor werd religie een middel om het rijk te besturen.
De Romeinen introduceerden de goden niet alleen in hun cultuur. Ze verspreidden ze overal waar ze kwamen. In Gallië, in Spanje en zelfs in wat nu Nederland is, trof je tempels en altaren voor Romeinse goden. Ook lokale goden werden niet zomaar weggevaagd. Die werden opgenomen in het systeem en kregen Romeinse namen. Zo bleef iedereen tevreden, zowel de goden als de inwoners van het rijk.
2. Jupiter was de ultieme hemelbaas
Als koning van de goden stond Jupiter op nummer één. Hij heerste over de hemel en het weer, vooral bliksem. Dus als je onweer hoorde, wist je dat Jupiter niet blij was. Zijn tempel op de heuvel Capitolijn was het religieuze middelpunt van Rome. Grote zeges en politieke besluiten werden aan hem opgedragen. Generaals keerden na een overwinning altijd terug naar Rome om hem te eren tijdens enorme parades.
Jupiter stond symbool voor macht en rechtvaardigheid en werd gezien als beschermer van de staat. Zonder Jupiter had Rome geen autoriteit en geen succes. Vandaar dat keizers zichzelf graag lieten afbeelden met zijn bliksemschicht, in de hoop een beetje van zijn goddelijke status mee te pikken. Je weet maar nooit.

3. Mars begon als landbouwgod
Mars staat bekend als god van de oorlog. Hij was het uithangbord van het Romeinse leger en kreeg ontelbaar veel offers en tempels. Toch was hij oorspronkelijk helemaal niet bedoeld als oorlogsgod. Hij was eerst verantwoordelijk voor de landbouw en vruchtbaarheid van het land. De Romeinen zagen namelijk een directe link tussen een goede oogst en een sterk leger. Soldaten moeten tenslotte eten.
Zijn rol veranderde toen Rome begon uit te breiden. Mars werd een soort nationale mascotte die hielp om vijanden te verslaan en nieuwe gebieden te veroveren. Toch bleven boeren hem ook vereren. In het voorjaar werden er rituelen gehouden voor een vruchtbaar landbouwseizoen én een succesvolle militaire campagne. Alles in één pakket.
4. Venus was liefde, schoonheid en politieke macht
Venus wordt vaak gezien als de godin van liefde en schoonheid. Maar ze had nog een geheim talent. Ze gaf macht. Wie haar aanbad kon geluk hebben in relaties, maar ook in politiek. Julius Caesar claimde zelfs dat hij van Venus afstamde. Dat maakte hem volgens hemzelf bijna goddelijk en daardoor een perfecte leider.
Venus had veel tempels in Rome en werd vereerd door iedereen die hoopte op liefde of aandacht. Zij stond voor passie en aantrekkingskracht, maar ook voor verleiding en manipulatie. En eerlijk is eerlijk, dat waren dingen waar de Romeinse elite graag gebruik van maakte. Macht is tenslotte ook een soort liefde. Een hele foute soort misschien, maar toch.

5. Neptunes regeerde over zeeën en paarden tegelijk
Neptune was de god van de zeeën. Elke visser, handelaar en matroos kende hem bij naam. Maar hij werd ook gezien als god van paarden. Dat lijkt gek, maar voor de Romeinen hadden paarden de enorme kracht van de zee. Er zijn verhalen dat Neptune zelf paarden creëerde door met zijn driekoppige drietand op de grond te slaan. Ze deden dus niet aan logisch nadenken, als het maar spectaculair was.
Rome vocht en handelde veel via de zee. Daarom werden er grote offers aan Neptune gegeven voordat schepen de haven verlieten. Want niemand wilde midden op zee geconfronteerd worden met zijn woede. Stormen werden gezien als Neptunes manier om te zeggen dat je iets verkeerd had gedaan. En antwoorden kregen de Romeinen nooit.
Neptunus is de Romeinse versie van Poseidon. Ze hebben dezelfde basis: god van de zee en paarden. Maar Poseidon speelde een grotere rol in mythes en was temperamentvoller, terwijl Neptunus meer verbonden was met handel, zeevaart en Romeinse macht.

6. Vesta bewaakte het haardvuur waar niemand aan mocht zitten
Het huiselijk leven werd beschermd door Vesta, de godin van het vuur en de haard. Een knisperend vuur stond symbool voor warmte, bescherming en familie. In Rome brandde er een heilige vlam in haar tempel. Die moest altijd blijven branden. De priesters die daarvoor zorgden heetten de Vestaalse maagden. Zij moesten 30 jaar lang in dienst blijven en mochten niet trouwen.
Het was ontzettend eervol om Vesta te dienen, maar ook riskant. Wie fouten maakte of de maagdelijkheid verbrak werd erg hard gestraft. Zo hard dat zelfs Jupiter even zou slikken. De vlam was namelijk heilig. Als die uitging betekende dat onheil voor de hele stad. Dus iedereen wilde die vrouwengroep heel graag tevreden houden.
7. Minerva was de slimme alleskunner
Minerva was godin van wijsheid, strategie en kunst. Als je een plan moest maken of een examen moest halen was zij degene die je moest hebben. Voordat een veldslag begon werd er altijd eerst om haar steun gevraagd. Slim winnen is beter dan dom verliezen, vonden de Romeinen.
Ze was ook de beschermster van ambachtslieden, schrijvers en kunstenaars. De Romeinen hielden ervan om dingen te bouwen en uit te vinden. Dankzij Minerva ontstonden er innovaties die het rijk naar een hoger niveau tilden. Als je ergens een mooi beeld of ingewikkelde wapenuitrusting zag, dan was Minerva daar trots op. Want mooie en slimme dingen maakten Rome pas echt bijzonder.
8. Mercurius liep de hele dag berichten te brengen
Mercurius was letterlijk altijd onderweg. Met vleugels aan zijn sandalen en helm vloog hij van god naar god. Hij hielp zielen naar het hiernamaals, bracht boodschappen van Jupiter door en was zelfs beschermheilige van handelaren en reizigers. Iedereen die iets met snelheid en communicatie deed wilde Mercurius aan zijn zijde.
Hij had ook een schaduwkanten. Hij was namelijk de beschermheilige van dieven. Ja, echt. Als je een snelle zakkenroller was, dan was Mercurius jouw man. De Romeinse goden waren niet per se goed of fout. Ze vertegenwoordigden gewoon alle delen van het menselijk leven, ook de dubieuze.
9. Pluto was streng en absoluut geen knuffelgod
Pluto was god van de onderwereld. Als je bij hem terechtkwam dan wist je dat je reis op aarde voorbij was. De Romeinen geloofden dat de onderwereld een enorme plek was met verschillende gebieden. De goede mensen kregen rust. De slechte kwamen op plaatsen terecht waar je niet wilde zijn.
Pluto was niet boosaardig. Hij deed gewoon zijn werk. Iemand moest tenslotte over het rijk van de doden heersen. Maar vrolijk werd hij er niet van. Daarom hield hij zich vaak afzijdig van de drama’s op de berg Olympus. Als hij al eens boos werd kwam dat meestal omdat iemand de doden wilde terughalen. En daar werd Pluto echt niet vrolijk van.

10. Feesten, offers en heel veel bijgeloof
De Romeinen vereerden hun goden voortdurend. Voor elke gebeurtenis bestond wel een ritueel. Nieuwe schoenen gekocht? Offer. Nieuwe baan? Offer. Huwelijk? Groot offer. Het kon niet op. Tempels waren overal en het hele jaar vonden er festivals plaats om de goden tevreden te houden.
Religie was een onderdeel van de politiek. Als het goed ging lag dat aan de goden. Als het slecht ging moesten ze weer blij worden gemaakt. De Romeinen waren pragmatisch. Als er een buitenlandse god betere resultaten leek te leveren, dan werd die gewoon toegevoegd aan hun systeem. Hoe meer goden hoe beter.
Bonus. Keizers die zichzelf tot god lieten verklaren
Als je denkt dat de Romeinse godenlijst al lang is, dan wachten we nog even met de keizers. Want sommige leiders lieten zichzelf tot god verklaren. Eerst na hun dood, maar later ook gewoon tijdens hun leven. Niets is lekkerder dan op een altaar staan en offers krijgen. In ieder geval voor een Romeinse keizer.
Ze werden vereerd alsof ze echt goddelijke krachten hadden. Tempels, beelden, ceremonies, het hoorde er allemaal bij. Voor het volk maakte het niet veel uit. Een extra god meer of minder kon altijd nog geluk brengen. Misschien. Hopelijk.
Verder lezen over de Romeinen op Top10Planet
Ben je enthousiast geworden over deze tijd? Bekijk dan ook deze andere blogs:
Weetjes over de Romeinen
Weetjes over Gladiatoren
Het Colosseum
Romeinse uitvindingen
Weetjes over Rome
Julius Caesar
